Speluitleg:
Benodigdheden
24 blokjes
1 tennis/stuiterbal
1 slagplank
1 softbal handschoen
4 pionnen
Organisatie
Er worden twee teams gemaakt:
Één slagpartij (batsman)
Één veldpartij (fielders)
De batsman zitten aan de kant behalve één slagman.
De fielders staan in het veld en wijzen 1 bowler aan (persoon die de bal werpt) en er wordt 1 wicketkeeper aangewezen. (persoon achter de blokjes ’wicket’, met handschoen) De rest van de fielders verspreiden zich door de zaal.
Zaalopstelling:
Spelverloop
De bowler probeert via een stuit de wicket om te gooien. De slagman moet er voor zorgen dat de bal niet tegen de wicket aan komt. Dit doet hij door de bal met zijn slaghout (onderhands) weg te slaan. Nadat de slagman de bal heeft weg geslagen gaat hij zo snel mogelijk op en neer rennen tussen de pionnen. Elke keer dat hij overgestoken is krijgt de slagpartij een punt.
De slagman is uit (moet stoppen met rennen) wanneer:
– De bal gemist wordt en de wicket (blokjes) om gegooid worden
– De bal direct gevangen wordt door de fielders
– De bal door de fielders terug wordt geworpen naar de wicketkeeper
– De bal opzettelijk met het lichaam tegen wordt gehouden door de slagman
Taak fielders:
– Bal proberen te vangen
– Zo snel mogelijk de bal naar de wicketkeeper gooien
Taak Bowler
De bowler mag net zo lang gooien totdat of de bal geraakt wordt of totdat hij de wicket raakt. De Bowler is verplicht om de bal naar de forehand van de slagman te gooien, is dit niet het geval komt er een punt bij voor de slagpartij.
Er wordt gewisseld wanneer iedereen van de slagpartij een keer aan de beurt is gekomen